Amsterdam/Zoetermeer – ING Bank moet de BKR-registratie van een restschuld op de hypotheek verwijderen, zo oordeelde Rechtbank Amsterdam vorige week.
De negatieve BKR-registratie
De cliënte van Dynamiet Nederland had samen met haar toenmalige partner een hypotheek afgesloten bij ING Bank om de gezamenlijke woning te financieren. Nadat de relatie stuk liep, is de woning verkocht, waarna een restschuld van bijna EUR 140.000,- overbleef. Cliënte kwam in contact met de incassorelatie van ING Bank, Vesting Finance (het incassobureau), om een regeling te treffen voor ‘haar deel’ van de restschuld. Na onderhandelingen is akkoord gegeven op een betaling van EUR 45.000,- tegen finale kwijting. Dit bedrag is op 9 februari 2017 door cliënte voldaan, waarna ING Bank op dezelfde dag een bijzonderheidscodering 3 met een einddatum plaatste.
Geen hypotheek door BKR-registratie
Nadat de restschuld was voldaan, is cliënte op zoek gegaan naar een eigen woning om te kopen. Helaas kreeg zij van meerdere partijen te horen dat zij geen hypotheek kreeg, vanwege de BKR-registratie. Ten einde raad schakelde ze Dynamiet Nederland in om te helpen.
Juridische stappen zetten
Dynamiet Nederland heeft contact opgenomen met ING Bank en uiteindelijk bezwaar gemaakt tegen de BKR-registratie. ING Bank en Vesting Finance wilde niet meewerken aan de verwijdering van de BKR-registratie. ING Bank geeft aan dat het algemeen belang van kredietverstrekkers bij de handhaving van de BKR-registratie, zwaarder weegt dan het belang van cliënte en dat derhalve niet zal worden overgegaan tot verwijdering van de BKR-registratie. Cliënte besluit samen met Dynamiet Nederland een rechtszaak te starten. Op 5 september 2019 was de behandeling van de zaak in Amsterdam.
De rechtbank
- In deze zaak vindt Rechtbank Amsterdam dat ING Bank onvoldoende heeft toegelicht dat het belang bij het nog ruim twee jaar laten voortduren van de BKR-registratie meer gewicht in de schaal legt dan de belangen van cliënte, namelijk het kopen van een eigen huis. De rechtbank is tot deze conclusie gekomen, omdat cliënte tot de echtscheiding en verkoop van de woning altijd haar hypotheek heeft voldaan. Daarnaast heeft ING Bank zelf een betalingsregeling getroffen tegen finale kwijting; dit had niet gehoeven en ING Bank was niet verplicht hiermee akkoord te gaan. Dit was haar eigen keuze.
- Verder is sinds de laatste betaling inmiddels twee jaar en acht maanden verstreken. Op dit moment is cliënte stabiel, is directeur van een goedlopend bedrijf en verdient een ruim boven modaal inkomen. Het is duidelijk dat geen hypotheek verkregen kan worden met de BKR-registratie, dit is voldoende aangetoond door middel van het overleggen van een zestal afwijzingen van hypotheekverstrekkers. ING Bank heeft nog aangevoerd dat cliënte op dit moment bij haar partner woont en ook nog een andere woning zou kunnen huren. De rechtbank oordeelt echter dat genoegzaam is aangetoond dat dit geen redelijk alternatief is, omdat cliënte niet in aanmerking kan komen voor sociale huur en de woonlasten van een geschikte huurwoning beduidend hoger zullen liggen dan de woonlasten van de woning op basis van een hypotheek. De rechtbank vindt het feit dat cliënte een eigen woning wenst aan te schaffen die haar gezin kan huisvesten, zij een concrete woning op het oog heeft en hiervoor financiering nodig heeft, een voldoende concreet belang om de BKR-registratie te verwijderen.
- De rechtbank oordeelt uiteindelijk dat de BKR-registratie door ING Bank verwijderd moet worden. Zij vindt dat de privacywetgeving de mogelijkheid geeft om bezwaar te maken tegen deze gegevens, ook al zijn zij terecht geplaatst. Dit bezwaar moet door een verwerkingsverantwoordelijke (hier ING Bank) moet dit bezwaar honoreren, tenzij zij dwingende redenen aanvoert waardoor het belang van de betrokkene opzij gezet moet worden. Verder moet een verwerkingsverantwoordelijke aantonen dat zijn belangen in dit concrete geval, meer gewicht toekomen dan aan de belangen van de betrokkene. Enkel wijzen naar de plicht om te registreren, is niet voldoende (overweging 4.10).